Het Europees Hof van
Justitie heeft op 13 februari 2014 in de zaak Svensson vs Retriever bepaald dat een website zonder voorafgaande
toestemming van auteursrechthebbenden kan hyperlinken naar auteursrechtelijk
beschermde werken die op een andere website vrij beschikbaar zijn. Dit geldt
ook voor framen, inline linken en (waarschijnlijk ook voor) embedden, waarbij
de indruk kan worden gewekt dat de website waarop (de link naar) het werk zich
bevindt de bronsite is. De wijze waarop wordt gelinkt is derhalve niet relevant
voor de vraag naar de toelaatbaarheid ervan. Ook het type auteursrechtelijk
beschermde content waarnaar wordt gelinkt is niet van belang voor de vraag of
voorafgaande toestemming geboden is: deze kan bijvoorbeeld bestaan uit tekst,
muziek, foto, tekening of video. Toestemming is wel nodig indien er sprake is
van een ‘nieuw publiek’ in de zin van de Auteursrechtrichtlijn.
1. 4 Prejudiciele vragen
Aanleiding voor de uitspraak
vormden 4 prejudiciële vragen van de Zweedse Hoge Raad over de uitleg van het
begrip: ‘mededeling aan het publiek’ in de context van linken naar andermans
werk op internet. Hieronder de in het kader van de Svensson-zaak gestelde, mede
in onderlinge samenhang te beschouwen vragen
aan het HvJ EU:
I. Is sprake van mededeling
aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei
2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en
de naburige rechten in de informatiemaatschappij, wanneer iemand anders dan de
houder van het auteursrecht op een bepaald werk, op zijn website een
aanklikbare link plaatst naar het werk?
II. Is het voor het antwoord op de eerste vraag relevant of het werk waarnaar de link verwijst, is geplaatst op een website op het internet waartoe iedereen zonder beperkingen toegang heeft dan wel of de toegang op enige wijze is beperkt?
III. Moet bij de beantwoording van de eerste vraag onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin het werk, nadat de gebruiker op de link heeft geklikt, wordt getoond op een andere website, en gevallen waarin het werk, nadat de gebruiker op de link heeft geklikt, aldus wordt getoond dat de indruk wordt gewekt dat het op dezelfde website verschijnt?
IV. Kan een lidstaat een ruimere bescherming bieden aan het uitsluitende recht van auteurs door onder het begrip "mededeling aan het publiek" een groter aantal handelingen te verstaan dan die welke zijn genoemd in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29?
2. Uitspraak Svensson vs
Retriever: tweetrapsraket
Voor de vraag of het linken
naar auteursrechtelijk beschermde content een openbaarmaking is in de zin van Richtlijn
2001/29/EG introduceert het Hof van Justitie EU in de Svensson-zaak een dubbele
toetsing.
Allereerst dient er sprake
te zijn van een mededelingshandeling (‘act of communication’) dan wel een
directe beschikbaarstellingshandeling. Daarvoor is voldoende de ‘mogelijkheid
tot toegang’, oftewel het plaatsen van een link. Niet nodig is derhalve dat er
daadwerkelijk op de link wordt geklikt.
Daarnaast (cumulatief) dient
er sprake te zijn van een openbaarmaking aan een ‘nieuw publiek’. Volgens het
Hof kan een nieuw publiek niet snel worden aangenomen indien de werken op een
bronsite (op ‘eigen’ servers) staan die vrij toegankelijk is, zoals
bijvoorbeeld SoundCloud of Youtube. Volgens het Hof hebben de
auteursrechthebbenden, toen zij toestemming verleenden tot openbaarmaking
(bijvoorbeeld door muziek of video naar genoemde (vrij toegankelijke en gratis)
websites te uploaden), hierbij alle gebruikers van het internet oftewel het
gehele internet in aanmerking genomen. Door het linken ontstaat in ieder geval
geen nieuw publiek. Zo zit het internet nu eenmaal in elkaar, zo redeneert het
Hof. Daaraan doet (voorshands) niet af de wijze waarop er wordt gelinkt, dus
zelfs al lijkt het (met name bij embedding, framing en inline linking) alsof de
werken op de eigen servers staan, en niet op die van Youtube of SoundCloud, dan
mag dit toch. De leer van het nieuwe publiek wordt derhalve niet verlaten, maar
genuanceerd. Ook het winstoogmerk criterium kan in dit kader een rol
spelen.
Het Hof maakt daarbij wel
het voorbehoud dat het expliciet om ‘vrij toegankelijke websites’ moet gaan. Wat
(nog steeds) niet mag, vanwege het ontbreken van voorafgaande toestemming, is
het linken naar auteursrechtelijk beschermde werken die achter een login of een
paywall zitten, dus waarvoor het publiek normaliter zou moeten registreren,
abonnee worden of betalen. Dit zou namelijk wel het oorspronkelijk door de
rechthebbende bedoelde publiek vergroten. Beperkte toegangsmaatregelen mogen
derhalve niet worden omzeild.
Is er voldaan aan deze
tweetrapsraket (waar op dit moment met name vanwege de uitleg van het begrip
‘nieuw publiek’ niet snel sprake van zal zijn) dan hebben we te maken met een
openbaarmaking aan een nieuwe publiek waarvoor voorafgaande toestemming nodig is
van de rechthebbende(n).
Over de rechtmatigheid van
content waarnaar wordt gelinkt laat zij zich overigens nog niet uit. In deze
uitspraak geeft zij dan ook geen oordeel over linken naar illegale
websites/content, zoals zoekmachines bijvoorbeeld plegen te doen.
Het Hof bepaalt tenslotte in
reactie op vraag IV dat het de lidstaten niet is toegestaan een ruimere uitleg van het begrip ‘mededeling aan het
publiek’ te bezigen en daarmee houders van een auteursrecht meer bescherming te
bieden. Dit in verband met het voorkomen van rechtsverscheidenheid (terwijl de Auteursrechtrichtlijn verschillen in wetgeving juist beoogt weg te
nemen) en daarmee rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid binnen de Europese
Unie. Deze uitspraak noopt waarschijnlijk tot aanpassing van de Franse en
Duitse plannen voor de zogenaamde ‘Google-taks’, een wetswijziging die een
vergoeding voor linken afdwingt.
3. Soorten content
In onderhavige casus ging
het om tekst van journalisten. Het Hof zegt nog niet met zoveel woorden dat de
dubbele toets bijvoorbeeld ook voor audiovisuele content geldt. Ik ga er op dit
moment evenwel vanuit dat er geen onderscheid naar het soort auteursrechtelijke
content behoeft te worden gemaakt. Wellicht speelt wel een rol of de content
legaal of illegaal is (denk hierbij aan de rechtszaken die Stichting BREIN al
een aantal jaren tegen nieuwsgroepen als UseNet, torrensites als The Pirate Bay
en ISP’s (Internet Service Provider) als Ziggo voert). Wel van belang is uiteraard
of de content zich (in een bepaald rechtsgebied) niet reeds in het publiek
domein bevindt: dan behoeft er immers geen voorafgaande toestemming te zijn. Belangrijk
is tenslotte dat het geen nieuwe kopie van een werk mag zijn: het moet gaan om
een hyperlink naar de initiële openbaarmaking.
4. Soorten links
Het Hof maakt in het Svensson-arrest geen onderscheid naar het soort links en hanteert
daarmee een techniekneutraal toetsingskader. In een andere zaak (‘BestWater’)
waarbij de Duitse Hoge Raad (Bundesgerichtshof) vragen van uitleg heeft gesteld
aan het Europese Hof van Justitie inzake embedding wordt een en ander naar alle
waarschijnlijkheid weer wat verder genuanceerd. In deze kwestie gaat het erom
of emdedding of framing (wederom van tekst) inbreuk maakt op een onbenoemd
exploitatierecht vanwege mogelijke openbaring aan een nieuw publiek.
Hyperlinkenen en embedden zijn verschillende technologieën die toch aan elkaar zijn
gerelateerd. Bij sommige vormen van iframing lijkt het soms alsof er een nieuwe
kopie van een werk wordt geopenbaard. Bij pop-ups en rss-feeds is de beleving
net weer anders. Ligt het echter op de weg van het Unie-recht om
auteursrechthebbenden te beschermen tegen mogelijke verwarring bij de
consument? Wellicht introduceert het Hof in de BestWater case voor embedden een
andere toetsingsmaatstaf en legt het verschillende criteria voor verschillende verschijningsvormen
van linken naar content aan, waaraan nationale rechters vervolgens moeten
toetsen.
Van verveelvoudigen (in
tegenstelling tot openbaarmaken) kan in ieder geval geen sprake zijn indien men
de werken niet op de eigen servers heeft staan (zoals het geval is bij het
embedden van Youtube filmpjes) en er dus niet wordt gekopieerd.